Uitspraak
17.4631 WIA
OVERWEGINGEN
L. Franken van 14 juni 2016 blijkt dat aanleiding werd gezien voor een neuropsychologisch onderzoek (NPO) en appellant is uitgenodigd voor een NPO op 24 juni 2016. Ter zitting heeft appellant te kennen gegeven dat dit NPO niet heeft plaatsgevonden. Van een medische onderbouwing voor zijn concentratie- en geheugenklachten is dan ook niet gebleken. Appellant heeft in hoger beroep informatie van Bravis Ziekenhuis ingediend betreffende de behandeling van zijn polsfractuur. Deze informatie was ook al in de beroepsfase ingediend en doet niet af aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts heeft bij zijn onderzoek op 16 december 2015 een krachtvermindering in de rechterhand vastgesteld en de verzekeringsarts bezwaar en beroep was bij zijn onderzoek op 17 juni 2016 door appellant geïnformeerd over de behandeling van de polsfractuur en heeft de rechterhand ook onderzocht. Hierbij heeft hij verminderde knijpkracht en pijn in de uiterste standen vastgesteld. In de FML zijn hiertoe beperkingen aangenomen ten aanzien van hand- en vingergebruik, duwen/trekken, tillen/dragen en frequent zware lasten tillen. Nu appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de beperkingen na de operatie in april 2016 zijn toegenomen, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de FML op dit punt.