ECLI:NL:CRVB:2019:2251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige beoordeling door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante, die als orderpikker werkte, had zich op 8 september 2015 ziek gemeld met pijn- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een eerstejaars ZW-beoordeling vastgesteld dat appellante met ingang van 27 februari 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep heeft appellante vergelijkbare gronden aangevoerd als in de eerdere procedure. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder een brief van haar huisarts en een beschikking van de gemeente, in overweging genomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het onderzoek door de artsen van het Uwv voldoende zorgvuldig en volledig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.