ECLI:NL:CRVB:2019:2257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens ongeschiktheid van een ambtenaar bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in dienst was bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Appellante was sinds 2001 werkzaam in diverse functies binnen het ministerie, maar haar functioneren werd als problematisch ervaren. De minister had op 15 september 2016 een ontslagbesluit genomen wegens ongeschiktheid, dat was gebaseerd op herhaaldelijk geuite kritiek op haar functioneren, integriteit en communicatie. Appellante had eerder een verbetertraject doorlopen, maar de Raad oordeelde dat de minister op basis van de tekortkomingen van appellante, zoals beschreven in een rapport van de directie Veiligheid, Crisisbeheersing en Integriteit, terecht tot de conclusie was gekomen dat zij ongeschikt was voor haar functie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het ontslag ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe verbeterkans hoefde te krijgen, gezien haar eerdere verbetertraject en de ernst van de geconstateerde tekortkomingen.