ECLI:NL:CRVB:2019:229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, waarin werd vastgesteld dat hij geen recht had op arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 januari 2019 uitspraak gedaan. Appellant, geboren in 1990, had eerder een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wajong 1998, maar deze werd buiten behandeling gesteld omdat hij niet op het spreekuur was verschenen. Later diende hij opnieuw een aanvraag in voor de Wajong 2010, maar het Uwv concludeerde dat hij in staat was om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, waardoor er geen recht op ondersteuning ontstond.
De rechtbank had eerder de beslissing van het Uwv bevestigd, maar appellant was het daar niet mee eens en stelde dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangenomen. Hij verzocht om een onafhankelijke medisch deskundige, maar de Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanleiding was voor een deskundige. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de belasting van de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, de FML niet overschreed. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat de gronden van het hoger beroep geen doel troffen.