In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, geboren in 1995, had zich op 8 december 2014 ziek gemeld en zijn dienstverband eindigde op 1 september 2015. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde vast dat appellant per 9 januari 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn eerdere inkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn beperkingen door het Uwv waren onderschat.
De Raad heeft een onafhankelijke deskundige, dr. A. Verrips, ingeschakeld om de medische situatie van appellant te beoordelen. In zijn rapport concludeerde de deskundige dat appellant op de datum in geding in staat was om veertig uur per week te werken. De Raad oordeelde dat de conclusies van de deskundige overtuigend waren en dat er geen reden was om het eerdere standpunt van het Uwv te wijzigen. Appellant's argumenten dat de deskundige niet alle relevante informatie had meegewogen, werden niet gevolgd.
De Raad bevestigde dat het besluit van het Uwv om de ZW-uitkering van appellant per 9 januari 2016 te beëindigen juist was. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.