ECLI:NL:CRVB:2019:2983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering met betrekking tot appellante en Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als ambulant jeugdbegeleider werkte, had zich op 28 januari 2014 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een aanvraag op grond van de Wet WIA werd haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar deze werd later beëindigd omdat het Uwv oordeelde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante haar standpunten herhaald, waaronder dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische beperkingen. De Raad heeft de oordelen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor verdergaande beperkingen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraken en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.