In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Het betreft een herziening van besluiten inzake bijstandsverlening aan appellante, die in bezwaar ging tegen eerdere besluiten van het college. De Raad had eerder, op 13 februari 2018, de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Het college had in het bestreden besluit van 31 mei 2018 het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat appellante in de te beoordelen periode in het bezit was van een woning in Turkije. De Raad concludeerde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad herroept daarom de besluiten van 3 maart 2015 en 19 maart 2015, die aan hetzelfde gebrek lijden, en verklaart het beroep gegrond. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 2.048,-.