In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de bijstandsverlening aan appellante is ingetrokken en kosten van bijstand zijn teruggevorderd. Appellante ontving sinds 14 oktober 2014 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder op basis van de Participatiewet. De gemeente Sittard-Geleen heeft een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellanten, wat leidde tot de conclusie dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten betwist dat zij in de periode van 1 januari 2016 tot 11 juli 2016 een gezamenlijke huishouding voerden. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs leveren voor de stelling van het college dat ook appellant zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van appellanten.