Uitspraak
29 juni 2018, 18/174 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 23 september 2015 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, heeft niet gereageerd op een oproep om op gesprek te komen op 28 juni 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft daarop besloten om de bijstand per 28 juni 2017 op te schorten, omdat de appellant zonder bericht niet was verschenen. Ondanks dat de appellant de mogelijkheid had om het verzuim te herstellen, is hij wederom niet verschenen op de uitnodiging voor een gesprek op 29 juni 2017. Het college heeft vervolgens de bijstand van de appellant ingetrokken, wat door de rechtbank in eerste aanleg werd bevestigd.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij met de dood werd bedreigd en daardoor ondergedoken zat, wat hem verhinderde om zijn post tijdig te openen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant verwijtbaar geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om op gesprek te komen. De Raad heeft vastgesteld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat de appellant niet de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de argumenten van de appellant geen grond bieden voor vernietiging van het bestreden besluit. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier.