ECLI:NL:CRVB:2019:3506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de beëindiging van het recht op kinderbijslag
Op 7 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in hoger beroep ging tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn recht op kinderbijslag had beëindigd. De Svb had het bezwaar van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellant geen gronden had aangevoerd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen deze beslissing ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant stelde echter dat hij het beroepschrift op de dag van ontvangst van het bestreden besluit had verzonden.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.A.J. Groenendaal. De Raad oordeelde dat de Svb niet aannemelijk had gemaakt dat het bestreden besluit op de juiste datum was verzonden, omdat er geen deugdelijke verzendadministratie was. Hierdoor concludeerde de Raad dat het beroepschrift tijdig was ingediend en dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond, omdat de appellant geen gronden van bezwaar had aangevoerd. De Svb werd veroordeeld om het griffierecht aan de appellant te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling van bezwaren en de noodzaak voor bestuursorganen om hun verzendprocedures goed te documenteren.