ECLI:NL:CRVB:2019:3541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had niet voldaan aan zijn inlichtingenverplichting door niet te melden dat hij als directeur/bestuurder was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor een bedrijf dat een speelautomatenhal exploiteerde. Naar aanleiding van een melding heeft de gemeente Groningen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de appellant de bijstand over een bepaalde periode moest terugbetalen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de bijstand over een eerdere periode niet teruggevorderd moest worden, omdat hij in die periode geen werkzaamheden had verricht voor het bedrijf. De Raad oordeelde echter dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor intrekking van de bijstand, en dat het aan de appellant was om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat de appellant hierin niet was geslaagd, omdat hij geen relevante gegevens had overgelegd die zijn stelling konden onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.