ECLI:NL:CRVB:2019:3566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor geselecteerde functies op basis van medisch onderzoek en belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met diverse klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv had zijn uitkering beëindigd op basis van een beoordeling van zijn belastbaarheid en de geschiktheid van bepaalde functies. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische klachten, waaronder hart- en schouderklachten. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, waarbij hij aanvullende medische informatie overlegde.
De Raad beoordeelde of het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en of de vastgestelde belastbaarheid van appellant juist was. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De door appellant overgelegde medische stukken leidden niet tot een ander oordeel, aangezien deze geen betrekking hadden op de datum in geding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.