ECLI:NL:CRVB:2019:3568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant op 6 januari 2017 een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 19 november 2002, waarbij zijn aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen op basis van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 20 oktober 2017. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2019 is appellant niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat het Uwv hem had moeten oproepen voor een onderzoek. Het Uwv heeft de bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Appellant heeft in zijn bezwaar enkel gesteld dat hij ziek is en dat hij opgeroepen wil worden voor een onderzoek. De Raad concludeert dat het Uwv het verzoek van appellant terecht heeft afgewezen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.