Uitspraak
18.2379 WIA, 19/2178 WIA
OVERWEGINGEN
WGA-loonaanvullingsuitkering.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich op 12 oktober 2017 ziek had gemeld, had verzocht om een WIA-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was geweigerd. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige in te schakelen. De Raad bevestigde dat op 12 oktober 2017 geen sprake was van een toename van de medische beperkingen die ten grondslag lagen aan de eerdere beoordeling. Hierdoor werd er geen beoordeling van de arbeidskundige aspecten per die datum gedaan, in tegenstelling tot de rechtbank die dit wel had overwogen.
De appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had in eerdere uitspraken geoordeeld dat de medische onderzoeken adequaat waren en dat de appellant beschikte over benutbare mogelijkheden om arbeid te verrichten. De Raad onderschreef deze oordelen en concludeerde dat de beslissingen van het Uwv juist waren. De hoger beroepen van de appellant werden dan ook afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank werden bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.