Uitspraak
17.887 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de wettelijke rente af;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2019, staat de medische geschiktheid van appellant voor geselecteerde functies centraal. Appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De Raad had eerder op 19 juni 2019 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het besluit van 17 februari 2016 gebrekkig was gemotiveerd. De verzekeringsarts had niet overtuigend aangetoond dat appellant geen matige beperking op dwingend werktempo had. In de tussenuitspraak werd het Uwv opgedragen om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen en de gevolgen voor de geselecteerde functies te heroverwegen.
Na de aanpassing van de FML op 24 juli 2019, concludeerde de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de belastbaarheid van appellant niet werd overschreden in de geselecteerde functies. Appellant was van mening dat de FML niet in overeenstemming was met de door zijn psychiater, J. Huisman, gestelde beperkingen. Hij betwistte de geschiktheid van de functies, met name die van monteur laden, en stelde dat er sprake was van een dwingend werktempo.
De Raad oordeelde dat de arbeidsdeskundige overtuigend had gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant, ondanks zijn beperkingen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 5.871,27 bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 november 2019.