ECLI:NL:CRVB:2019:3762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering persoonsgebonden budget en naleving verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. van Dinter, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen van het Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. voor de jaren 2011 tot en met 2014. Het zorgkantoor had echter bedragen teruggevorderd omdat de appellant niet had voldaan aan de aan het pgb verbonden verplichtingen. De rechtbank had de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het zorgkantoor ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de appellant niet in geschil heeft dat hij niet heeft voldaan aan de administratieve verplichtingen van de Regeling subsidies AWBZ. Hierdoor was het zorgkantoor bevoegd om de pgb's lager vast te stellen. De Raad benadrukt dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is, ook als een bewindvoerder betrokken is. De appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gedeclareerde zorg daadwerkelijk is verleend en dat deze zorg uit het pgb mag worden betaald.
De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.