Op 11 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1284 WIA-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 oktober 2019, waarin een kennelijke fout werd vastgesteld. De fout betrof het niet uitspreken van een proceskostenveroordeling voor het verzoek om schadevergoeding in verband met de wettelijke rente en de vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht van € 47,-. De Raad heeft partijen op 19 november 2019 geïnformeerd over het voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M.J. Schoonbrood, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verbetering, terwijl het Uwv bezwaar heeft aangetekend tegen de proceskostenvergoeding voor de wettelijke rente.
In de overwegingen van de uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat er wel degelijk aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, zoals volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft de eerdere uitspraak van 31 oktober 2019 gewijzigd en de proceskosten van de appellant in beroep vastgesteld op € 1.280,-, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De nieuwe beslissing houdt in dat het Uwv wordt veroordeeld tot deze vergoedingen en dat de appellant met ingang van 17 juli 2015 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. De rectificatie is gepubliceerd op rechtspraak.nl en de uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen.