ECLI:NL:CRVB:2019:4043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
19/1284 WIA-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake WIA-uitkering en proceskostenvergoeding

Op 11 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1284 WIA-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 oktober 2019, waarin een kennelijke fout werd vastgesteld. De fout betrof het niet uitspreken van een proceskostenveroordeling voor het verzoek om schadevergoeding in verband met de wettelijke rente en de vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht van € 47,-. De Raad heeft partijen op 19 november 2019 geïnformeerd over het voornemen tot rectificatie en hen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M.J. Schoonbrood, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verbetering, terwijl het Uwv bezwaar heeft aangetekend tegen de proceskostenvergoeding voor de wettelijke rente.

In de overwegingen van de uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat er wel degelijk aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, zoals volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft de eerdere uitspraak van 31 oktober 2019 gewijzigd en de proceskosten van de appellant in beroep vastgesteld op € 1.280,-, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De nieuwe beslissing houdt in dat het Uwv wordt veroordeeld tot deze vergoedingen en dat de appellant met ingang van 17 juli 2015 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. De rectificatie is gepubliceerd op rechtspraak.nl en de uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

19/1284 WIA-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 31 oktober 2019,
19/1284 WIA
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 11 december 2019
PROCESVERLOOP
De Raad heeft vastgesteld dat zijn uitspraak van 31 oktober 2019 een kennelijke fout bevat. Het betreft het niet uitspreken van een proceskostenveroordeling voor het verzoek om schadevergoeding in verband met de wettelijke rente en van vergoeding van het in beroep betaalde griffierecht van € 47,-.
De Raad heeft partijen bij brief van 19 november 2019 meegedeeld voornemens te zijn de uitspraak te verbeteren.
In de genoemde brief is aan partijen meegedeeld dat zij binnen vier weken schriftelijk kunnen reageren op het voornemen van de Raad tot rectificatie van de uitspraak.
Namens appellant heeft mr. R.M.J. Schoonbrood, bij brief van 21 november 2019 meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de verbetering van de uitspraak. Het Uwv heeft bij brief van 29 november 2019 meegedeeld bezwaar te hebben tegen de proceskostenvergoeding voor het verzoek om schadevergoeding in verband met de wettelijke rente.

OVERWEGINGEN

Anders dan het Uwv heeft betoogd, is er wel aanleiding is voor een proceskostenvergoeding voor het verzoek om schadevergoeding in verband met de wettelijke rente, omdat dit uit het Besluit proceskosten bestuursrecht volgt. Daaraan doet niet af dat het verzoek in het hoger beroepschrift is gedaan.
De Raad wijzigt de uitspraak van 31 oktober 2019, 19/1284 WIA als volgt.
Overweging 4 van de uitspraak gaat nu luiden:
4. Er is aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.024,- voor verleende rechtsbijstand en € 256,- ter zake van het verzoek om schadevergoeding (1 punt voor het verzoek met een wegingsfactor 0,5), in totaal € 1.280,-. Tevens bestaat er aanleiding te bepalen dat het Uwv het in beroep betaalde griffierecht van € 47,- aan appellant vergoedt.
De nieuwe beslissing gaat luiden:

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 12 februari 2019;
  • herroept het besluit van 17 juli 2015 en bepaalt dat appellant met ingang van 17 juli 2015 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 12 februari 2019;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente, zoals in overweging 3.4 van deze uitspraak is vermeld;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.280,-;
  • bepaalt dat het Uwv het in beroep betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 31 oktober 2019 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2019.
(getekend) E. Dijt
(getekend) R.L. Rijnen
IvR