ECLI:NL:CRVB:2019:405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen betalingsregeling bestuursrechtelijke premie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een bezwaar van appellant tegen een betalingsregeling die door het CAK is getroffen in verband met een bestuursrechtelijke premie. De rechtbank had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beroepsgronden niet gericht waren tegen het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit, maar enkel tegen de buitenlandbijdrage die volgens het CAK nog verschuldigd zou zijn. De Raad heeft vastgesteld dat de aangevochten uitspraak van de rechtbank terecht was, omdat de gronden van appellant niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.F. Wagner als voorzitter en L.M. Tobé en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier G.D. Alting Siberg.