Uitspraak
18.476 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als metaalbewerker/lasser werkte, had zich op 2 februari 2016 ziek gemeld en ontving een Ziektewetuitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 1 maart 2017, omdat de appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was door artrose en dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had aangetoond dat de appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.