ECLI:NL:CRVB:2019:4143
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die zich sinds 2010 ziek heeft gemeld vanwege psychische klachten, heeft een WIA-uitkering ontvangen. Na een melding van verslechterde gezondheid in 2016, heeft het Uwv zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen verslechtering vastgesteld en de FML aangepast. Appellant is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat zijn klachten en beperkingen zijn onderschat. Hij heeft een onafhankelijke deskundige gevraagd, verwijzend naar het beginsel van equality of arms. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De geselecteerde functies zijn passend voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad concludeert dat er geen schending van het beginsel van equality of arms is en dat de aangevoerde gronden van appellant niet slagen.