ECLI:NL:CRVB:2019:4146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om terug te komen van een besluit inzake WAO-uitkering
Op 18 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzoek van appellant om terug te komen van een eerder besluit van 9 februari 2001, waarin hem een WAO-uitkering werd geweigerd. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft beslist dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad bevestigt nu dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geen deugdelijke en toereikende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verzoek. Het Uwv heeft op het verzoek van appellant beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat inhoudt dat de bestuursrechter moet toetsen of het bestuursorgaan zich terecht en zorgvuldig op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.