In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Het Hogeland, dat hem bijstand had toegekend met ingang van 20 mei 2017, maar zijn verzoek om een eerdere ingangsdatum had afgewezen. Het bezwaar van de appellant werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het college stelde dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De appellant had echter aangevoerd dat hij op 23 augustus 2017 bezwaar had gemaakt, zowel per e-mail als schriftelijk, en dat hij de herstelverzuimbrief van het college niet had ontvangen. De Raad oordeelde dat het college de appellant niet in de gelegenheid had gesteld om het verzuim te herstellen, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat de rechtbank dit niet had onderkend. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de appellant werd gegrond verklaard en het college werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van de appellant.