ECLI:NL:CRVB:2019:4345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand in verband met eindejaarsuitkering en beslaglegging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het geschil betreft de herziening van bijstand van een betrokkene die sinds 2013 onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen valt. De betrokkene ontving samen met zijn partner aanvullend recht op bijstand, maar er was beslag gelegd op zijn eindejaarsuitkering (EJU) door de gemeente in verband met een vordering uit niet-betaalde gemeentelijke belasting. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had de bijstand herzien en kosten van bijstand teruggevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat deze herziening en terugvordering niet juist waren, omdat de EJU niet kon worden aangemerkt als een middel waarover de betrokkene redelijkerwijs kon beschikken, gezien het beslag.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid geen gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de bijstand te herzien. De Raad overwoog dat het beslag was gelegd op basis van de Invorderingswet 1990, maar dat tijdens de schuldsaneringsregeling een vordering van de ontvanger niet toegelaten is, waardoor het beslag kennelijk in strijd was. De Raad concludeerde dat de terugvordering van de bijstand niet kon plaatsvinden en dat het hoger beroep van het college niet slaagde. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en het college werd veroordeeld tot betaling van griffierecht.