ECLI:NL:CRVB:2019:4346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening met terugwerkende kracht en nova-vereiste
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bijstand aangevraagd met terugwerkende kracht, maar het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De appellant had zich op 4 september 2017 gemeld voor bijstand en een aanvraag ingediend voor bijstand met ingang van 7 juni 2017. Het college had bijstand toegekend met ingang van 12 september 2017, maar na bezwaar was dit aangepast naar 4 september 2017. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag voor de periode van 7 juni 2017 tot en met 21 augustus 2017 een herhaling was van een eerdere aanvraag, waarop al was beslist. De appellant voerde aan dat het college fouten had gemaakt en zijn verklaring verkeerd had geïnterpreteerd, maar de Raad oordeelde dat dit geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanvraag voor bijstand met terugwerkende kracht niet kon worden toegewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De eerdere aanvraag bij het college van Amersfoort was al behandeld en er waren geen nieuwe feiten die de beslissing konden veranderen. Ook het beroep van de appellant op rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie werd niet gehonoreerd, omdat deze rechtspraak niet van toepassing was op de situatie van de appellant. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.