ECLI:NL:CRVB:2019:436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstand en terugvordering kosten bij gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellanten, een vrouw en een man, waren in geschil met het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen over de intrekking van de bijstandsverlening aan de vrouw en de terugvordering van bijstands kosten van zowel de vrouw als de man. De aanleiding voor deze intrekking was de vaststelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat zij ontkenden. De Raad oordeelde dat de verklaringen van appellanten voldoende feitelijke basis boden voor de conclusie dat zij vanaf kerst 2014 een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad bevestigde dat appellanten aan hun eerder afgelegde en ondertekende verklaringen gehouden konden worden, ook al probeerden zij deze later te betwisten. De Raad verwierp de beroepsgronden van appellanten, waaronder de stelling dat appellante zich had vergist in de datum van aanvang van de gezamenlijke huishouding en dat haar PTSS haar zou beletten om aan haar verklaring gebonden te zijn. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.