ECLI:NL:CRVB:2019:500

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
16/6646 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen en AIO-aanvulling naar gehuwde over de periode van 1 maart 2015 tot 1 september 2015

In deze zaak gaat het om de herziening van het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling van appellant, die sinds januari 2013 gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de uitkeringen van appellant herzien naar de norm voor gehuwden, omdat zij van mening was dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen deze besluiten deels ongegrond verklaard en deels gegrond, waarbij de Svb werd veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij hij betoogt dat er onvoldoende aanleiding was voor de herziening van zijn AOW-pensioen en AIO-aanvulling. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant en zijn echtgenote in de periode van 1 maart 2015 tot 1 september 2015 niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad heeft daarbij de verklaringen van de echtgenote, de waarnemingen van de onderzoekers en de verklaring van een buurtbewoner in aanmerking genomen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 februari 2019. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

16.6646 AOW, 16/6647 AOW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 september 2016, 15/4567 en 16/2466 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 14 februari 2019
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.C.M. Kooijman hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.J. Spiekker. Tevens is de tolk M. Cordes verschenen.
De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) en in aanvulling daarop bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling), beide naar de norm voor gehuwden.
1.2.
In februari 2013 heeft appellant aan de Svb doorgegeven dat hij sinds januari 2013 gescheiden leeft van zijn echtgenote. Zijn ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling zijn per 25 januari 2013 herzien naar de norm voor alleenstaanden omdat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
1.3.
In 2014 is de echtgenote van appellant geselecteerd voor een steekproefcontrole naar duurzaam gescheiden leven. In het op 26 november 2014 uitgebrachte handhavingsrapport heeft de Svb aanleiding gezien bij een tweetal besluiten van 20 februari 2015 het
AOW-pensioen van appellant voorlopig uit te betalen naar de norm voor een gehuwde en zijn AIO-aanvulling voorlopig niet uit te betalen. Bij beslissing op bezwaar van 25 juni 2015 (bestreden besluit 1) heeft de Svb de gedeeltelijke schorsing van het AOW-pensioen en de blokkering van de AIO-aanvulling na bezwaar gehandhaafd.
1.4.
Bij een tweetal besluiten van 21 oktober 2015 heeft de Svb het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling van appellant met ingang van 1 maart 2015 herzien naar de norm voor een gehuwde. Daarbij is overwogen dat appellant niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Svb heeft afgezien van een herziening over de periode van 25 januari 2013 tot 1 maart 2015. Bij een derde besluit van 21 oktober 2015 is de AIO-aanvulling per 1 juli 2015 herzien in verband met een wetswijziging. Bij beslissing op bezwaar van 14 maart 2016 (bestreden besluit 2) heeft de Svb zijn besluiten van 21 oktober 2015 na bezwaar gehandhaafd.
1.5.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Terwijl dit beroep aanhangig was, heeft de Svb het AOW-pensioen van appellant met ingang van 1 september 2015 herzien naar de norm voor een alleenstaande. Appellant wordt vanaf die datum beschouwd als duurzaam gescheiden levend van zijn echtgenote.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Het beroep tegen bestreden besluit 2 is gegrond verklaard. Bestreden besluit 2 is vernietigd voor zover dit ziet op de herziening van het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling vanaf 1 september 2015 en de Svb is veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
2.2.
Ten aanzien van bestreden besluit 1 heeft de rechtbank overwogen dat de Svb op grond van artikel 19, vijfde lid, van de AOW bevoegd is de uitbetaling van het AOW-pensioen te schorsen als hij op grond van aanwijzingen van oordeel is of het gegrond vermoeden heeft dat er recht op een lager ouderdomspensioen bestaat. Ten tijde van het nemen van de besluiten van 20 februari 2015 bestond er voldoende aanleiding voor het vermoeden dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Daarbij heeft de rechtbank doorslaggevende waarde gehecht aan het handhavingsrapport van 26 november 2014, waaruit blijkt dat de echtgenote van appellant tijdens een tweetal huisbezoeken heeft verklaard dat appellant voor haar zorgt en dat zij hem daarvoor betaalt met haar persoonsgebonden budget (pgb), dat appellant in het kader van die zorg dagelijks aanwezig is in haar woning en dat zij een sleutel hebben van elkaars woning voor noodsituaties.
2.3.
Over de herziening van het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling over de periode van 1 maart 2015 tot 1 september 2015 is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat voldoende aannemelijk is geworden dat appellant en zijn echtgenote niet duurzaam gescheiden leefden. Daarbij is van belang geacht dat appellant dagelijks op het adres van zijn echtgenote aanwezig was en haar de nodige zorg verleende, in verband waarmee hij een paar nachten per week bij haar doorbracht. Deze zorg bestond onder andere uit het helpen bij medicijngebruik, het doen van boodschappen, koken en schoonmaken.
3.1.
Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat van 1 maart 2015 tot 1 september 2015 (periode in geding) geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Verder was er volgens appellant onvoldoende aanleiding per 1 maart 2015 zijn
AOW-pensioen gedeeltelijk te schorsen en zijn AIO-aanvulling te blokkeren. Daarbij is verwezen naar de gronden die in bezwaar en beroep zijn aangevoerd.
3.2.
De Svb kan zich vinden in de aangevallen uitspraak.
4.1.
De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die de rechtbank tot dit oordeel hebben gebracht.
4.2.
Zoals de rechtbank heeft overwogen is sprake van duurzaam gescheiden leven als ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door één van hen als bestendig is bedoeld.
4.3.
De bevindingen bij het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de handhavingsrapportage van 26 november 2014 bieden voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat in de periode in geding bij appellant en zijn echtgenote geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Daarbij is van belang dat dit oordeel niet alleen berust op de verklaringen van appellant en zijn echtgenote, maar wordt ondersteund door eigen waarnemingen van de onderzoekers en een verklaring van een buurtbewoner. De aanwezigheid van appellant in het huis van zijn echtgenote, zijn bezigheden daar en de zorg die hij aan zijn echtgenote verleende, gaan veel verder dan waarvoor hij werd betaald uit het pgb van zijn echtgenote.
4.4.
Verder boden de bevindingen bij het onderzoek voldoende aanleiding om tot gedeeltelijke schorsing van het AOW-pensioen en blokkering van de AIO-aanvulling over te gaan.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten voor bevestiging in aanmerking komt. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schade af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en R.E. Bakker en M.F.J.M. de Werd als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2019.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.R. Trox
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
md