ECLI:NL:CRVB:2019:648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag arbeidsongeschiktheidsuitkering en de strekking daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Betrokkene, geboren in 1986, heeft in het verleden trauma's opgelopen en is op 27 oktober 2012 aangereden door een auto, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel en psychische problemen. Op 28 juli 2014 heeft zij een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, waar het Uwv op 28 augustus 2014 positief op heeft beslist. Echter, op 20 oktober 2014 heeft betrokkene ook een aanvraag voor Wajong-indiening gedaan, die door het Uwv op 26 november 2014 werd afgewezen. Het bezwaar hiertegen werd door het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de Wajong-aanspraken van betrokkene had moeten beoordelen, maar het Uwv ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de aanvraag van 28 juli 2014 in het geding heeft betrokken, omdat daartegen geen bezwaar was gemaakt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de eerdere beslissing van het Uwv in stand bleef.