ECLI:NL:CRVB:2019:677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om WAO-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellante voor een WAO-uitkering, ingediend op 9 januari 2015. Appellante had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was per 2 februari 2004 ingetrokken omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die aanleiding geven om terug te komen op het eerdere besluit van 4 december 2003. De informatie die appellante in 2015 heeft overgelegd, waaronder een verklaring van een reumatoloog, heeft geen betrekking op het moment van beëindiging van de WAO-uitkering en kan daarom niet worden aangemerkt als nieuw feit in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat de verklaring van de bedrijfsarts niet met medische gegevens is onderbouwd en niet ziet op de perioden in geding. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit niet evident onredelijk is.