ECLI:NL:CRVB:2019:714

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
17/2166 WWB-PV-G
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverlening en gezamenlijke huishouding

Op 5 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland van 23 februari 2017. De zaak betreft de bijstandsverlening aan een betrokkene, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen de bijstandsverlening had ingetrokken. De betrokkene stelde dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde en dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding met een andere persoon. De Centrale Raad oordeelde dat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor het standpunt van het college dat de betrokkene niet in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van het college niet voldoende waren om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 501,- en bepaalde dat er griffierecht van € 501,- moest worden geheven. De Raad concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de betrokkene samenwoonde met een andere persoon, en dat de intrekking van de bijstand niet op een juiste wijze was onderbouwd.

Uitspraak

17.2166 WWB-PV-G

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Gerectificeerd proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 februari 2017, 16/3226 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 10 juli 2018
Zitting hebben:
J.L. Boxum als voorzitter en J.J.A. Kooijman en P.W. van Straalen als leden.
Griffier: S.A. de Graaff
Namens het college is verschenen mr. W. Bloemena. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. G.J. de Kaste, advocaat.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 501,-;
  • bepaalt dat van het college een griffierecht van € 501,- wordt geheven.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
  • De beroepsgrond dat is aangetoond dat [naam] de exclusieve gebruiker is van de zwarte Mercedes Benz en de Volkswagen Passat en dat de Passat veelvuldig bij betrokkene voor de deur stond, slaagt niet, nu uit die feiten niet volgt dat [naam] zijn hoofdverblijf had op het adres van betrokkene. De rechtbank heeft voor het overige terecht overwogen dat uit het onderzoek dat aan de besluitvorming ten grondslag is gelegd, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit het hoofdverblijf van [naam] op het adres van betrokkene kan worden afgeleid.
  • De tweede beroepsgrond, dat er een subsidiaire grond was voor de intrekking, namelijk dat betrokkene niet in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde, slaagt ook niet. Uit de overweging in de beslissing op bezwaar dat de drie auto’s die exclusief bestemd zijn voor de bewoners van het uitkeringsadres zich niet verdragen met vermeende bijstandsbehoeftige omstandigheden, kan niet worden afgeleid dat aan de intrekking van de bijstand van betrokkene naar de norm voor een alleenstaande ten grondslag is gelegd dat betrokkene als alleenstaande niet in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De overweging gaat uit van de veronderstelling dat [naam] zijn hoofdverblijf had op het adres van betrokkene, terwijl uit wat hierboven is overwogen volgt dat onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit dit hoofdverblijf kan worden afgeleid.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.A. de Graaff (getekend) J.L. Boxum
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending van dit proces-verbaal beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over de gezamenlijke huishouding.

LO