ECLI:NL:CRVB:2019:848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning en onderzoekseisen Wmo 2015
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem inzake een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Appellante, geboren in 1940, heeft diverse aandoeningen en heeft op 4 juni 2016 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening. Het college heeft in eerste instantie een maatwerkvoorziening van 2 uur per week verstrekt, maar na een nieuw besluit op 22 juni 2018 is deze aangepast. Appellante is van mening dat het onderzoek dat het college heeft uitgevoerd incompleet is en dat de verstrekte maatwerkvoorziening niet voldoende is. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college bij de vaststelling van de benodigde tijd voor huishoudelijke ondersteuning kon aansluiten bij de normtijden van het CIZ-protocol. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze lijn van redeneren en oordeelt dat het college binnen de kaders van het CIZ-protocol is gebleven. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen tussenuitspraak, terwijl de einduitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.304,-.