Uitspraak
17.7384 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 768,-;
- bepaalt dat van de Svb een griffierecht van € 501,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het AOW-pensioen van betrokkene, die sinds 1984 gescheiden leeft van haar echtgenoot. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had het pensioen van betrokkene per 1 maart 2017 herzien naar de norm voor gehuwden, omdat zij volgens de Svb niet duurzaam gescheiden leefde. Betrokkene had echter aangevoerd dat zij duurzaam gescheiden leefde, wat door de rechtbank werd bevestigd. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het contact tussen betrokkene en haar echtgenoot, de rol van de mantelzorger, en de financiële verstrengeling door het gezamenlijke vakantiehuisje. De Raad concludeert dat er voldoende bewijs is voor duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in de AOW, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Svb wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 768,-. Tevens wordt er griffierecht geheven van € 501,-.