ECLI:NL:CRVB:2019:96
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake eigen bijdrage langdurige zorg en peiljaarverlegging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de appellante, die zorg met verblijf ontvangt op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), de hoogte van haar eigen bijdrage aanvecht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 januari 2019 uitspraak gedaan. De appellante had een verlaging van de eigen bijdrage aangevraagd, maar het CAK handhaafde de eerder vastgestelde eigen bijdrage. De Raad oordeelt dat het CAK de eigen bijdrage correct heeft berekend volgens de geldende regelgeving, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regels rechtvaardigen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. De Raad benadrukt dat de regels van het Besluit langdurige zorg (Blz) en de Regeling langdurige zorg (Rlz) dwingendrechtelijk zijn en dat de rechter niet de billijkheid van de wet kan beoordelen. De appellante heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie zo bijzonder is dat de strikte toepassing van de wet niet kan worden gehandhaafd. De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer, met R.M. van Male als voorzitter.