In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gevolgen van nabetalingen van uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant had in 2012 nabetalingen ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en verzocht om schadevergoeding wegens een navordering van de Belastingdienst en gemis van zorgtoeslag en studiefinanciering. Het Uwv had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar erkende onrechtmatig handelen. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de kosten van een dwangbevel werden niet vergoed.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het bedrag van € 1.160,- niet voor schadevergoeding in aanmerking komt, omdat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen het vernietigde besluit en de geclaimde schade. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige, maar oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskosten had toegekend voor de tweede zitting. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant in hoger beroep en heeft het extra bedrag aan proceskosten vastgesteld op € 262,50. De totale proceskostenvergoeding voor appellant in hoger beroep bedraagt € 1.312,50, en het Uwv moet ook het griffierecht van € 124,- vergoeden.