ECLI:NL:CRVB:2020:1077
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende aflossingsverplichting
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. Verzoekster had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, met de stelling dat de verplichting tot aflossing van een lening opgeschort diende te worden totdat de Raad op de bodemprocedure had beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen onverwijlde spoed aanwezig was bij het verzoek. Verzoekster had in 2019 een voorbereidingskrediet van € 4.820,- ontvangen, dat door het college van burgemeester en wethouders van Berg en Dal was omgezet in een rentedragende lening. De maandelijkse aflossing was vastgesteld op € 80,33. Verzoekster voerde aan dat zij door de coronacrisis in financiële problemen was gekomen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan op 8 mei 2020.