ECLI:NL:CRVB:2020:109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 23 oktober 2008 tot en met 30 juni 2017 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was een anonieme melding dat appellant sinds 30 april 2013 niet meer op zijn uitkeringsadres in Den Haag woonde, maar grotendeels op Gran Canaria verbleef. Appellant heeft verklaard dat hij op Gran Canaria een kapperszaak heeft en daar woont in het huis van zijn partner. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft na onderzoek vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn verblijf in het buitenland niet te melden. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad overweegt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellant grotendeels op Gran Canaria verbleef en dat hij dit niet heeft gemeld. De Raad bevestigt de beslissing van het college om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.