ECLI:NL:CRVB:2020:1116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, afkomstig uit Iran, ontving sinds 29 juni 2010 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). De bijstandsverlening werd op 10 november 2016 geblokkeerd vanwege een huisuitzetting. Tijdens een gesprek op 18 januari 2017 bleek dat appellant op 6 juni 2016 een spaarrekening had geopend met een bedrag van € 13.000,-, dat hij bij zijn vertrek uit Iran had meegenomen. Appellant verklaarde dat dit bedrag bedoeld was voor het opstarten van een bedrijf en het volgen van een opleiding, en niet voor levensonderhoud.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ten Boer heeft op 15 maart 2017 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 7.520,- teruggevorderd. Tevens werd appellant een waarschuwing gegeven wegens het niet melden van het bedrag van € 13.000,-, wat in strijd was met zijn inlichtingenverplichting. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij het geld enkel voor een opleiding had en dat er geen sprake was van schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelde echter dat appellant de wettelijke verplichting om het vermogen te melden had geschonden, ongeacht de bestemming van het geld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht een waarschuwing had gegeven in plaats van een boete, hoewel appellant licht gesanctioneerd was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.