ECLI:NL:CRVB:2020:1194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medicinale cannabis op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellant op 4 augustus 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van medicinale cannabis, omdat zijn zorgverzekering deze kosten niet meer vergoedde. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag op 9 augustus 2017 afgewezen, met als argument dat de Zorgverzekeringswet een voorliggende voorziening is en dat er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat er wel degelijk sprake is van dringende redenen voor bijstandsverlening, omdat zijn klachten zonder medicinale cannabis vergelijkbaar zijn met ernstig lichamelijk letsel. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling van appellant dat het niet gebruiken van medicinale cannabis zou leiden tot een levensbedreigende situatie of blijvend ernstig letsel. De informatie van de huisarts ondersteunt niet de claim dat alleen medicinale cannabis verlichting kan bieden voor zijn klachten.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen zeer dringende redenen zijn om af te wijken van de regels van de Participatiewet en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.