Uitspraak
mr. R.M.C. Bastings.
5 februari 2014 heeft zij zich ziek gemeld met darmklachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante. Geconcludeerd is dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante per 10 november 2015 in staat was om ten minste 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen en zij daarom vanaf 20 december 2015 niet (meer) voor een ZW-uitkering in aanmerking komt. Volgens de rechtbank heeft Uwv daarom terecht geconcludeerd dat appellante niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
Recht op ziekengeld
7 maart 2018, terwijl de onderhavige beoordeling ziet op de eerdere datum in geding van
19 november 2015.
Recht op WIA
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 150,00;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 350,00;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 131,25;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 131,25;
- bepaalt dat de griffier van de Raad het in hoger beroep betaalde griffierecht van