ECLI:NL:CRVB:2020:1274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- J.A. Achterberg
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking hoger beroep tegen Uwv
Op 18 juni 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/1503 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2016. De appellant had het hoger beroep ingetrokken nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 1 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv inderdaad in de kosten van de appellant moet worden veroordeeld, aangezien de appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor de behandeling van zijn zaak.
De totale kosten zijn begroot op € 2.676,76, inclusief reiskosten voor het bijwonen van de zittingen. De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, met J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2020.