In deze zaak heeft appellante op 21 januari 2016 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) bij het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. Het college heeft deze aanvraag op 18 april 2016 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 3 juli 2017. De afwijzing was gebaseerd op medische adviezen die concludeerden dat appellante niet in staat was om een afstand van meer dan 100 meter aaneengesloten te lopen, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een GPK. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 december 2019 heeft appellante zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat, mr. P.J.M. Bongaarts, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.C.W. Ploum. Appellante voerde aan dat haar klachten voortvloeiend uit neuropathie haar belemmeren om de vereiste afstand te lopen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de medische adviezen van de MO-zaak zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat er geen geobjectiveerde medische basis is voor de stelling dat appellante niet in staat is om de afstand te lopen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het college zich op goede gronden heeft gebaseerd op de medische advisering. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 22 januari 2020.