ECLI:NL:CRVB:2020:1421
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door verzekeringsartsen in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die zich ziek had gemeld wegens psychische klachten, was in beroep gegaan tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewetuitkering te beëindigen. De rechtbank had geoordeeld dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig medisch onderzoek hadden verricht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan hun conclusies. De appellant voerde aan dat zijn lichamelijke beperkingen te licht waren vastgesteld en dat zijn klachten, zowel psychisch als fysiek, niet adequaat waren beoordeeld. Hij had onder andere een arbeidsmedisch rapport ingebracht ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld en dat hun beoordeling van de belastbaarheid van de appellant juist was. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de relevante medische informatie had betrokken en dat er geen reden was om de conclusies van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. De Raad bevestigde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.