ECLI:NL:CRVB:2020:1513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging heffingskorting op AOW en de toepassing van loonheffing op pensioen na wetswijziging
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de heffingskorting op het ouderdomspensioen van appellant, die in Canada woont en een pensioen ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Svb had appellant in oktober 2018 geïnformeerd dat door een wetswijziging per 1 januari 2019 geen heffingskorting meer zou worden toegepast, wat resulteerde in een verlaging van het netto ouderdomspensioen met € 56,67. Appellant was van mening dat de korting onterecht was en dat de Svb de hoorplicht had geschonden.
De Raad overweegt dat de Svb op grond van de nieuwe wetgeving verplicht was om loonheffing in te houden op het pensioen van appellant. De rechtbank oordeelde dat de Svb voldoende uitleg had gegeven over de wijziging en dat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar van appellant. De Raad bevestigt dat de Svb de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.