ECLI:NL:CRVB:2020:1530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had een WIA-uitkering aangevraagd, die eerder was beëindigd omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante stelde dat haar gezondheid per 1 november 2015 was verslechterd en dat zij recht had op een WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat er geen toename van beperkingen was vastgesteld ten opzichte van de eerdere Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 april 2015. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts.
De Raad bevestigde dat de FML van 28 december 2015 identiek was aan de eerdere FML en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die wezen op een toename van beperkingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de artsen van het Uwv voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante en dat de eerdere besluiten onherroepelijk waren geworden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak om medische gegevens te onderbouwen bij het aanvragen van een WIA-uitkering.