Uitspraak
18.4857 PW, 18/4858 PW
1 januari 2018 treedt in dit geding het college in de plaats van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand. In deze uitspraak wordt onder college tevens verstaan het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand.
OVERWEGINGEN
25 november 2015 van de Belastingdienst overgelegd, waarin het volgende staat. X heeft in de periode van 1 januari 2008 tot 25 februari 2012 in totaal € 228.882,87 naar Turkije overgemaakt van Nederlandse bankrekeningen van hemzelf, van appellante en de aan hem gelieerde ondernemingen. Verder heeft de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) bij een doorzoeking van de woning van appellante in het kader van een strafrechtelijk onderzoek drie aktes op naam van appellante van onroerend goed in Turkije aangetroffen. Dit onroerend goed zou zijn aangekocht in 2010 voor een totaalbedrag van € 92.428,-. Op 12 november 2015 is X door de FIOD gehoord en heeft hij verklaard dat hij op dat moment zes panden in de plaats [gemeente 1] in Turkije, twee winkels en vier huizen in eigendom had en dat deze panden op naam van zijn echtgenote staan.
21 december 2017 (bestreden besluit 2), de gemaakte kosten van bijstand over die periode tot een bedrag van € 18.143,37 van appellante terug te vorderen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door onjuiste dan wel onvolledige informatie te verstrekken over vermogen in het buitenland en over inkomsten uit verhuur van onroerend goed in het buitenland.