Uitspraak
18.4498 WAO
OVERWEGINGEN
(…)
6. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een schuld die voortvloeide uit onverschuldigd betaalde WAO-uitkeringen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder besloten om deze kwijtschelding af te wijzen, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 57 van de WAO en de Beleidsregel terug- en invordering. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding, aangezien zij niet gedurende vijf jaar volledig aan haar betalingsverplichtingen had voldaan. De Raad benadrukte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de weigering om kwijt te schelden onredelijk maakten. Appellante had aangevoerd dat haar leeftijd en de hoogte van de openstaande vordering bijzondere omstandigheden vormden, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden op zichzelf niet voldoende waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeerde dat het Uwv terecht had besloten om van verdere terugvordering van de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering niet af te zien.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor kwijtschelding en de toepassing van de Beleidsregel terug- en invordering. De Raad heeft ook aangegeven dat het vertrouwensbeginsel in deze zaak niet opging, omdat appellante haar stelling dat een medewerker van het Uwv haar had verteld dat zij na vijf jaar in aanmerking zou komen voor kwijtschelding niet had onderbouwd. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.