ECLI:NL:CRVB:2020:1811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder als warehouse operative werkte, meldde zich ziek op 10 juni 2015 vanwege psychische klachten na een conflict met haar leidinggevende. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat zij belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen schending was van het beginsel van 'equality of arms'. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante, ondanks haar klachten. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waarna de eerdere uitspraak werd bevestigd.