ECLI:NL:CRVB:2020:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens gebrek aan ingezetenschap op achttiende verjaardag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een Wajong-uitkering aan appellant. De appellant, geboren op [geboortedag] 1997, had op 23 februari 2017 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 28 februari 2017 was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellant op zijn achttiende verjaardag, [geboortedag] 2015, niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij op de relevante datum als ingezetene van Nederland kan worden beschouwd. De rechtbank had vastgesteld dat appellant in de jaren 2014 en 2015 niet ingeschreven stond in Nederland en dat hij lange tijd in Turkije en Egypte verbleef. De verklaringen van kennissen die de appellant inbracht, werden door de rechtbank als onvoldoende concreet en sluitend beoordeeld. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor ingezetenschap zoals gesteld in de Wajong.
De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak terecht is bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.