ECLI:NL:CRVB:2020:1854
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor functie medewerker tuinbouw in verband met allergieën
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2020, staat de geschiktheid van appellante voor de functie van medewerker tuinbouw centraal. Appellante had zich op 10 juli 2012 ziekgemeld en ontving een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat appellante vanaf 4 april 2017 niet meer 100% maar 63,27% arbeidsongeschikt was. Appellante stelde dat de functie van medewerker tuinbouw niet geschikt was vanwege haar allergieën, met name voor stuifmeel en grassen. De Raad oordeelde dat het aan appellante was om haar allergieën aannemelijk te maken. De arbeidsdeskundige had vastgesteld dat in de functie van medewerker tuinbouw geen stoffen voorkwamen waarvoor appellante allergisch was. De Raad concludeerde dat de functie voldeed aan de voorwaarden in de Functionele Mogelijkheden-lijst (FML) en dat de werkomgeving schoon en fysiek licht was. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.