ECLI:NL:CRVB:2020:1919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als kassamedewerker werkte, had zich op 22 november 2014 ziek gemeld met heupklachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De verzekeringsartsen hadden alle relevante medische informatie in hun beoordeling betrokken, en er was geen reden om aan te nemen dat appellante belemmeringen had ondervonden bij het aanleveren van medische gegevens. De Raad bevestigde dat de functies die aan appellante waren voorgelegd, medisch geschikt waren, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.