In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 25 augustus 2020 in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een appellante die sinds 18 mei 2010 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). De appellante stond ingeschreven op een uitkeringsadres, maar heeft in januari 2017 aangegeven daar niet meer te wonen. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Deventer, waaruit bleek dat anderen op het uitkeringsadres woonden en dat de appellante sinds 26 juli 2016 niet meer op dat adres woonde. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarop de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en een terugvordering ingesteld van de onterecht ontvangen bijstand. Tevens is er een boete opgelegd wegens grove schuld, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellante beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de schending van de inlichtingenverplichting vaststond en dat de opgelegde boete terecht was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.